Ana
zacht gras voor blote voeten
ben je, een boek vol mooie woorden
en het bed na lange dagen, jij maakt
in ons lied de brug
niet vanzelfsprekend
wel buitengewoon
welkom
zacht gras voor blote voeten
ben je, een boek vol mooie woorden
en het bed na lange dagen, jij maakt
in ons lied de brug
niet vanzelfsprekend
wel buitengewoon
welkom
je begint
als wit papier dat
onbeschrijflijk vers
volmaakt en vol van zin
verlangt naar een verhaal
je leeft zo nieuw zo nu
zo welkom in de wereld, je bent
muziek die nog ontbrak
je naam het juiste woord
en niemand kan
zoveel als jij
Oh wonderbaar, verberg je niet.
Vandaag heb ik je lief. Ik heb geen nood
aan veiligheid, onzeker spring ik in het diep.
Je bent al mooi voor ik je ken.
Neem me over, zing je lied. Bij jou
vind ik mijn troost. Je smelt de sneeuw.
Je opent velden. Je laat de gratie dansen.
Ik was nog niets tot jij jouw niets
in dat van mij vervlocht.
je kent
geen namen, geen gezichten
enkel stemmen dicht en ver
die je droegen in hun vreugde
die je droomden keer op keer
je zendt
ons goddelijk genot, beantwoordt onze vragen
verzacht elke waarom
maakt armen open, hart getroost
brengt verwachtingen tot liefde
je bent
meer dan een mens, een wens, een wonder
een nieuwe adem in de lucht
volmaakt compleet, nooit eerder hier gewoond
en toch meteen al thuis
(voor Mone – 12 oktober ’17)
voel je niet hoezeer ik warmte radieer
en hoe ik keer op keer je bekkenen
trotseer. je hebt mijn slaap ontvoerd, mijn
kippenvel tot soep geroerd.
je straling heeft mijn hals gesnoerd
en mijn geheim geïmmobiliseerd. mijn trucs
ben ik verleerd. je hebt mijn dorst bedwongen,
in één ogenblik verteerd.
ik heb je heel mijn tekst gezongen, mijn liefde uit
haar hoek gewrongen. je kreten
springen in mijn longen. je hijgen nog veel hoger.
waarom ik hier mezelf verlies, mijn keuzes maak naar
jouw advies, ik kan psychisch niet minderen, de
hinder van je passie, het geluk van mijn gevecht.
je houdt me telkens vaster, geen gulzigheid
maar lof, ik wil hier weg en nooit meer
ergens anders zijn, nooit meer.
als je nu niet
naar me lacht dan vernietig je
de hemel veroordeel je
elke engel tot een eindeloze nacht
van storten en sterven
dan verkruimelen de duizend gouden wanden
van alle Jeruzalems dan houden
bloemen op met zingen, grijs gesmoord
als je nu niet naar
me lacht dan beroof je ieder vraagstuk
van zijn zin
stopt de mens met denken, piekeren
dan is geluk voortaan moeiteloos
en uitgedroogd, ontdaan
van diepte de filosofen
worden overbodig
als je nu
als je nu niet naar me
lacht dan ontken je al wat was en kon
dan is de wereld nooit ontstaan, is de
waarheid enkel niets
verwijder je het worden en
is er nooit meer wagen, leven
zijn
als je nu niet naar me lacht