hoop


ruïne

niet de toren die verbrokkelt
onder jarenlang verdriet
maar een bloem die nog gesloten
wacht op lente en haar lied

niet het stormen van gedachten
tot het pijn doet in je hoofd
maar een lange stille regen
die ooit groei en bloei belooft

laat me jou daarin wat troosten
meer dan zitten en nabij
laat mijn armen je ontmoeten
laat je tranen vrij bij mij

wij zijn bloemen, wij zijn regen
samen wachtend op nadien
ik wil bij je kunnen zwijgen
en je eerste lach terugzien


vooruit

geen tocht van gouden waters of
een queeste naar de graal
geen rijkdom, schatten, draken
in dit epische verhaal

wel hun zorgend zachte handen
harten in zonder geluid
het zijn tranen in het duister
maar in het licht
steeds weer vooruit


gisteren

ik wou dat je nog gisteren was, toen handen vluchtig antwoord vonden
en je zwijgend mijn kapel bezocht, ik wou dat je nog distels had
nog niet het onkruid weerde, dat dat wat woekerde en kruipen kon
niet vuur en messen vond. ik wou dat je nog wolken kleurde,
de kuisheid van je dagen in je avonden verdween, je lucht mijn adem stokte.
dat je nog smaak gaf aan mijn vezels, ik wou dat je nog morgen was
om naar je uit te kijken. dat dat wat goed en levend was geen ondergang verkoos
de uren niet voorbij
de zon niet onder
de dood gewoon
ontkend


wees vanzelf

maak ons jonger dan we waren

spaar geen honger naar je kleur
lig in aarde, wees vanzelf
bewaar je wensen bij je goud

woon in stilte, maak haar huis
kruid het zout van onze tranen
we verliezen
geen seconde, we zijn samen
vloeien leeg en vullen uit

reik naar morgen, voel de nacht
draai de wereld om je heen
kom iemand tegen in het bloeien
van je zucht, je dag, je jaar

maak ons jonger dan we waren

spaar geen honger naar je kleur
vaar je licht over ons water
beloof ons hier iets weer te vinden
van wie later op ons wacht

stadsgedicht nr. 18
(bij het kunstwerk ‘The ever blossoming garden’)


espérance

we zijn maar mensen, een hoop
cellen die ons gevangen laten
voelen, een hoop huizen die
ons veilig zijn
en jij en ik daartussen
onze lichamen moe, onze schaduwen
dansend
en dit is maar een stad, een
hoop vormen die ons licht
geven, een hoop tuinen
aan het water
en jij en ik daartussen
onze stemmen zacht, onze woorden
eindeloos
we zijn maar mensen, en dit
is maar een stad, een hoop

stadsgedicht nr. 9